Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AW2581

Datum uitspraak2006-04-20
Datum gepubliceerd2006-04-20
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers173094 CV EXPL 06-46
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Aansprakelijkheid werkgever voor gesteld ongeval tijdens bedrijfsuitje afgewezen, nu uit de overgelegde stukken onvoldoende blijkt dat het ongeval plaats heeft gevonden.


Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT Sector kanton Locatie Dordrecht kenmerk: 173094 CV EXPL 06-46 vonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 20 april 2006 in de zaak van: […], wonende te […], eiseres, gemachtigde mr. M.A.W. Ketelaars, advocaat te Helmond, tegen: de stichting Stichting De Grote Rivieren, gevestigd te 3311 WJ Dordrecht, Hoge Bakstraat 44, gedaagde, gemachtigde mr. V.L.J. Schöyer, advocaat te Dordrecht. Partijen worden hierna aangeduid als [eiseres] en Grote Rivieren. Verloop van de procedure De kantonrechter wijst vonnis op de volgende processtukken: 1. de dagvaarding van 22 december 2005; 2. de conclusie van antwoord; 3. de conclusie van repliek; 4. de conclusie van dupliek; 5. de overgelegde producties. Omschrijving van het geschil De vaststaande feiten 1. Als gesteld door de ene partij en niet of onvoldoende weersproken door de andere partij, staat tussen partijen het volgende vast. 2. [eiseres] is op 15 januari 2002 in dienst getreden bij Grote Rivieren in de functie van activiteitenbegeleidster. Het dienstverband is bij beschikking van 29 september 2005 van de kantonrechter te Dordrecht ontbonden per 1 oktober 2005. 3. Op 19 september 2002 heeft Grote Rivieren een bedrijfsuitje georganiseerd, waarbij het fietsen op zogenaamde ligfietsen een onderdeel van het programma was. [eiseres] heeft daaraan deelgenomen. De vordering 4. [eiseres] heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren dat Grote Rivieren als voormalig werkgever jegens [eiseres] aansprakelijk is voor de gevolgen van het bedrijfsongeval, alsmede om aan [eiseres] te betalen een schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, met rente en kosten. Zij legt hieraan, kort samengevat en voorzover thans van belang, het volgende ten grondslag. 5. Tijdens het bedrijfsuitje op 19 september 2002 werd [eiseres] ondanks haar bezwaren tegen het onderdeel ligfietsen (vanwege de gevaren ervan en haar gebrek aan ervaring), verplicht daaraan mee te doen. Tijdens het ligfietsen is [eiseres] een ongeval overkomen, waarbij zij haar voet heeft geblesseerd. Hierdoor is zij uiteindelijk 80-100% arbeidsongeschikt verklaard. Omdat dit ongeval haar is overkomen in de uitoefening van het bedrijf, is Grote Rivieren aansprakelijk voor de schade. Het verweer 6. Grote Rivieren heeft geconcludeerd de vordering af te wijzen. Zij heeft daartoe het volgende, kort samengevat en voorzover thans van belang, aangevoerd. 7. [eiseres] heeft pas na het uitstapje aangegeven dat zij een ongeval met de fiets had gehad en is gewoon op haar werk verschenen. Grote Rivieren wist niet of er een incident heeft plaatsgehad. [eiseres] heeft zich ziek gemeld na de aankondiging in februari 2003 van een reorganisatie. Van een ongeval en daarmee samenhangende schade is Grote Rivieren niet gebleken. Beoordeling van het geschil 8. Het geschil spitst zich toe op de vraag of [eiseres] op 19 september 2002 een ongeval is overkomen en wat daarvan de gevolgen zijn. In de overgelegde verklaring van 31 december 2004 van internist dr. […] wordt als klacht waaraan [eiseres] lijdt hypertensie genoemd, maar wordt niet gerept van een ongeval of een voetblessure. In de overgelegde ongedateerde verklaring van de fysiotherapeuten […] en […] wordt gemeld dat [eiseres] sedert 10 juni 2003 (derhalve 9 maanden na 19 september 2002) onder behandeling is in verband met de enkel na een val van een ligfiets en tevens nek- en rugklachten, waaronder slijtage. Uit de overgelegde verklaring van 10 februari 2005 van klinisch psychologe […] komt naar voren dat [eiseres] zich meldde met klachten, waarbij sprake was van stress gerelateerde problematiek, waarbij tevens wordt genoemd dat [eiseres] tijdens een bedrijfsuitstapje een ernstige voetblessure opliep. 9. Uit deze verklaringen blijkt weliswaar dat [eiseres] klachten heeft van medische aard, maar niet, althans onvoldoende, dat haar op 19 september 2002 bij het bedrijfsuitje een ongeval is overkomen, wat daarvan de gevolgen waren en evenmin dat zij daardoor schade heeft geleden. Na de betwisting van het ongeval en het causaal verband met eventuele schade door Grote Rivieren bij haar conclusie van antwoord, lag het op de weg van [eiseres] om stukken in het geding te brengen waaruit blijkt van het ongeval, de schade en het causaal verband daartussen. [eiseres] heeft evenwel bij conclusie van repliek slechts een verklaring van 7 november 2005 van cardioloog dr. […] overgelegd. Uit die verklaring blijkt van hartritme gerelateerde klachten, maar niet van een ongeval, noch van voetletsel. Behoudens een algemeen bewijsaanbod heeft [eiseres] geen concreet bewijs aangeboden ter onderbouwing van haar stellingen. Dit brengt met zich dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en derhalve zal worden afgewezen, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding. Beslissing De kantonrechter: wijst de vordering af; veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Grote Rivieren bepaald op € 200,-- aan salaris gemachtigde; verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordeling van de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. B.C. Vink, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 april 2006, in aanwezigheid van de griffier.